Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL1506

Datum uitspraak2003-09-24
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200301675/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 juni 2002 heeft de gemeenteraad van Wûnseradiel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 mei 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "Keatsmorra".


Uitspraak

200301675/1. Datum uitspraak: 24 september 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Fryslân, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 juni 2002 heeft de gemeenteraad van Wûnseradiel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 mei 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "Keatsmorra". Verweerder heeft bij zijn besluit van 21 januari 2003, kenmerk 510402, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 14 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2003, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2003. Bij brief van 16 mei 2003 heeft verweerder medegedeeld dat hij volstaat met een verwijzing naar het gestelde in zijn besluit van 21 januari 2003. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F. Jilderda, ambtenaar bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Wûnseradiel, vertegenwoordigd door S. Eringa, ambtenaar bij de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt. 2.1.1. De gemeenteraad van Wûnseradiel heeft bij de vaststelling van het voorliggende plan daarin een wijziging aangebracht ten opzichte van het ontwerp. 2.1.2. Ingevolge artikel 26 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO) in samenhang met artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) wordt voorafgaand aan de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan hiervan in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven. De kennisgeving wordt door het college van burgemeester en wethouders tevens in de Staatscourant geplaatst. Ingevolge artikel 3:12, derde lid, van de Awb wordt in de kennisgeving onder meer vermeld wie in de gelegenheid worden gesteld van hun zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit kan geschieden. Artikel 27, tweede lid, van de WRO bepaalt dat, voorzover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, een ieder gedurende de in artikel 26 bedoelde termijn daartegen schriftelijk bedenkingen bij het college van gedeputeerde staten kan inbrengen. 2.1.3. De Afdeling stelt vast dat niet aan deze wettelijke bepalingen is voldaan, aangezien in de desbetreffende publicaties geen mededeling is gedaan van de wijziging die bij de vaststelling van het plan daarin is aangebracht en van de mogelijkheid voor een ieder schriftelijk bedenkingen tegen deze wijziging in te dienen. Nu blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de WRO de voorgeschreven eisen ter zake van de terinzagelegging en de kennisgeving daarvan als minimale waarborgen voor de rechtzoekenden dienen te worden beschouwd, waarvan strikte naleving noodzakelijk is, kan aan dit gebrek niet worden voorbijgegaan. Het beroep van appellanten is reeds hierom gegrond. De Afdeling volgt thans niet meer de benadering zoals gekozen in haar uitspraak van 14 december 2000, inzake no. 199902196/1 (aangehecht), om het bestreden besluit gedeeltelijk te vernietigen. Het gehele bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 10:27 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 3:12, derde lid, van de Awb, en artikel 27, tweede lid, van de WRO. Gelet hierop komen de beroepsgronden van appellanten niet meer voor bespreking in aanmerking. 2.2. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 21 januari 2003, kenmerk 510402; III. gelast dat de provincie Fryslân aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat. w.g. Cleton w.g. Van Onselen Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2003 178-418.